Zonder Toren ( Paesens-Moddergat )
Traag trekken de treinen
langs een weergaloos Zonder Toren,
het buitenste land,
al vroeg bevroren;
alleen de goden zwerven hier,
als vrouwen die zuchten,
een nooit afgeronde beweging
onder rouwende luchten.
Een gevoelig steekspel
van het heersende westen
overheerst alle beleving:
rusteloos dalende resten
van afgedwaalde windhozen
nog pronkend met hun lokken,
een stuiptrekkende koelte
die je adem doet stokken.
Wie maalt er nog om treinen
die hun tempo vertragen -
oorspronkelijke beelden,
verstandelijk niet te dragen:
resten van schoonheid,
door de meesten allang verloren,
het onhoorbare roepen
van de Valleien
van Zonder Toren.
( 1993 )