Stemmen ( Wintertijd )
Ongenaakbaar is alleen Hij, die ook de winter bemint;
dus ik vroeg Hem om langs te komen, te klinken
op de maanden die gaan komen, te drinken
op het wonder van de liefde, waar ze zich ook bevindt.
Het duurde niet lang of we hoorden stemmen
onder de wind door, was het geschreeuw?
Een soepele Massa Machtige Wachters, vanonder sneeuw?
- en Hij scoorde droogjes: tijd om af te remmen.
Opgejaagd door het westen is Hij een ervaren rot,
iemand die weet wanneer water is bedorven;
als een droom wordt overgeheveld naar de beroerde tijd
blijft niet veel meer over dan wat onverschilligheid,
mompelde Hij koeltjes, waarna Hij als eerste zijn verworven-
heden afstond aan een eeuwig, zij het ongeduldig lot.
( 1993 )
( 1993 )