De Onbedoelden
Onbedoelden zien hun leven als werven
die, peinzend betast door een verregend uur,
hun wrakken beschouwen als vreemde erven,
kreten om hulp van gevallen natuur.
Geen beweging mag hun aandacht verraden,
een roerloos verbond van woordeloos staal,
in groepen verspreid over lompe kades,
iets van beklemming, aan een zwijgend kanaal.
En tevreden zal de noordenwind spelen
op gekantelde bruggen, een restje schip,
waar verkruimelde schroeven als pencelen
nog wervelend jagen op een strookje wit.
In de verte slijpt een schip de zee,
een onbedoelde danst, zingt zijn lied: Take me away,
take me away.
( 1994 )